De kosten van kinderen: wie moet nu eigenlijk wat betalen?

Sinds de wet van 19 maart 2010 wordt er door de wet een tweedeling gemaakt tussen gewone kosten (“De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijks onderhoud van het kind”) en buitengewone kosten (“de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget (…) overschrijden”.  In het KB van 22.04.2019 worden deze buitengewone uitgaven opgesomd.  

Gelet op deze tweedeling in de wet moeten alle kosten die niet als buitengewone kosten beschouwd worden, tot de gewone kosten gerekend worden.  

Dergelijke tweedeling zorgt in de praktijk evenwel vaak voor problemen en onduidelijkheden, zowel bij de verblijfsregelingen met hoofdverblijf bij één ouder als bij verblijfsregeling met gelijk gedeeld verblijf.

Zo wordt vaak (tot meestal) in een vonnis (of overeenkomst) bepaald dat elke ouder in staat voor de gewone kosten van het kind in de periode dat het kind bij die ouder verblijft. De buitengewone kosten daarentegen worden op regelmatige basis verrekend en met elkaar afgerekend. Afhankelijk van de inkomstensituatie van de ouders enerzijds en de verblijfsregeling anderzijds, zal er al dan niet door de ene ouder een onderhoudsbijdrage dienen te worden betaald aan de andere ouder.

Maar is het voor elke ouder wel duidelijk wie welke gewone kost van het kind moet betalen? De praktijk leert dat dit voor welbepaalde kosten duidelijk is:  voeding, vervoer, kosten van nutsvoorzieningen, hygiëne. Elk ouder draagt die kosten zelf. De praktijk leert evenwel eveneens dat voor een grote categorie kosten de ouders niet weten wie welke kost dient te betalen:

Sinds de wet van 19 maart 2010 wordt er door de wet een tweedeling gemaakt tussen gewone kosten (“De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijks onderhoud van het kind”) en buitengewone kosten (“de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget (…) overschrijden”.  In het KB van 22.04.2019 worden deze buitengewone uitgaven opgesomd.  

Gelet op deze tweedeling in de wet moeten alle kosten die niet als buitengewone kosten beschouwd worden, tot de gewone kosten gerekend worden.  

  • Wat met de maandelijkse schoolfacturen?
  • Wie dient de kledij te betalen ?
  • Wie moet instaan voor de kosten van de speelpleinwerking in de zomer ?
  • Moeten beide ouders bijdragen in de aankoop van een GSM of horloge ?

Al deze laatste kosten zijn géén buitengewone kosten en dus volgens de wet gewone kosten.   Maar welke ouder dient deze gewone kosten te betalen ?  Het vonnis bepaalt (meestal) slechts dat elke ouder de gewone kosten dient te dragen in de periode dat het kind bij die ouder blijft.   Ok… maar de kledij, gsm, horloge e.d.m. worden door het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder gedragen?   De schoolfactuur komt (toevallig) toe op het adres waar het kind is gedomicilieerd, maar waarom dient deze ouder de schoolfactuur te betalen?  Wat als het kind steeds opnieuw ziek is bij dezelfde ouder, dient deze dan steeds de kost van de huisarts of tandarts te dragen.  

Deze vragen rijzen vooral in situaties van gelijkmatige huisvesting.

In de (bemiddelings)praktijk wordt daarom vaak een driedeling in plaats van een tweedeling gemaakt en wordt er gebruik gemaakt van 3 categorieën kosten:

  • De (gewone) verblijfsgeboden kosten;
  • De (gewone) verblijfsoverstijgende kosten;
  • De buitengewone kosten;

Deze driedeling lijkt ook door de meeste rechtbanken te worden toegepast, zeker sinds de berekeningsmethode Hobin het onderscheid tussen (gewone) verblijfsgebonden kosten en (gewone) verblijfsoverstijgende kosten in de verf heeft gezet.

Zowel in een akkoord als in een vonnis is het derhalve belangrijk dat goed wordt aangeduid welke ouder welke kosten dient te betalen, zodat ouders na de ondertekening van het akkoord of de ontvangst van het vonnis niet (opnieuw) in een discussie dienen te verzeilen.

In het bijgevoegde model wordt een dergelijke driedeling uitgebreid uitgewerkt, waarbij uiteraard in elke zaak in concreto dient te worden beoordeeld of welbepaalde kosten eerder of beter thuishoren onder de categorie (gewone) verblijfsgebonden kosten, dan wel categorie (gewone) verblijfsoverstijgende kosten.

MODEL

  1. Opsomming van de kosten
  1. (Gewone) verblijfsgebonden kosten

Daaronder wordt verstaan de dagdagelijkse kosten die rechtstreeks verband houden met het verblijf van de kinderen bij één ouder:

  • De woonkosten, meubels, beddengoed
  • De kosten van verzorging en voeding
  • Kosten voor het wassen van kledij
  • Vervoerskosten
  • Nutsvoorzieningen
  • Eigen telefoon en internet
  • Eenmalige vrijetijdsactiviteiten
  • Uitstapjes met het kind
  • Eigen gezinsvakantie
  • Persoonlijke cadeaus
  • Verjaardagscadeaus
  • Activiteiten die dienen als opvang van de kinderen
  • Familiale verzekering
  • (Muziekinstrument)
  • (Kosten van kledij)
  • (Kosten van maaltijden op school)
  • (Kosten van voor- en naschoolse opvang)
  • (Aankoop en onderhoud fiets)
  • (Zakgeld)
  • (Gewone) verblijfsoverstijgende kosten

Als verblijfsoverstijgende kosten worden onder meer beschouwd:

  • De courante (of ‘kleinere’) medische kosten: kosten van een gewoon bezoek aan de huisarts en tandarts en de hieruit voortvloeiende apotheekkosten;
  • De courante (of ‘kleinere’)  studiekosten: aankoop studiemateriaal of kosten van een verplichte uitrusting eigen aan de studierichting, de periodieke schoolfacturen waarin o.m. Vervat zitten de kosten van activiteiten georganiseerd door de school – zwemmen, sport, theater; kosten van fotokopies, kosten van eendaagse schooluitstappen,…
  • Verplaatsingskosten met openbaar vervoer van en naar school: o.m. Trein- of schoolabonnementen;
  • De courante (of ‘kleinere”) kosten van buitenschoolse en vrije- tijdsactiviteiten
  • Kapper;
  • Gsm;
  • Uurwerk;
  • (Muziekinstrument)
  • (Kosten van kledij)
  • (Kosten van maaltijden op school)
  • (Kosten van voor- en naschoolse opvang)
  • (Aankoop en onderhoud fiets)
  • (Zakgeld)
  • Buitengewone kosten

Als buitengewone kosten worden beschouwd:

1° de volgende medische en paramedische kosten:

  1. De behandelingen door artsen-specialisten en de medicaties, gespecialiseerde onderzoeken en verzorging die zij voorschrijven;
  2. De kosten van heelkundige ingrepen en van hospitalisatie en de specifieke behandelingen die eruit voortvloeien;
  3. De medische en paramedische kosten en hulpmiddelen waaronder orthodontie, logopedie, oftalmologie, psychiatrische of psychologische behandeling, kinesitherapie, revalidatie, prothesen en apparaten, met name de aankoop van een bril, een beugel, contactlenzen, orthopedische zolen en schoenen, hoorapparaten en een rolstoel;
  4. De jaarlijkse premie van een hospitalisatieverzekering of van een andere aanvullende verzekering die de ouders of één van hen moeten betalen.

De premie moet betrekking hebben op de kinderen; en dit:

  • voor zover de kosten bedoeld onder a), b) en c) voorgeschreven zijn door een bevoegde arts of instantie; en
  • onder aftrek van de tussenkomst van het ziekenfonds, van een hospitalisatieverzekering of van een andere aanvullende verzekering.

2° de volgende kosten betreffende de schoolse opleiding :

  1. Meerdaagse schoolactiviteiten tijdens het schooljaar zoals ski-, zee- en bosklassen, school- en studiereizen en stages;
  2. Noodzakelijk gespecialiseerd en kostelijk studiemateriaal en/of schoolkledij, aan speciale taken verbonden, die vermeld staan op een lijst die de onderwijsinstelling aflevert;
  3. Het inschrijvingsgeld en de cursussen voor hogere studies en bijzondere opleidingen alsook niet gesubsidieerd onderwijs;
  4. De aankoop van informatica-apparatuur en printers met de softwareprogramma’s die voor de studie noodzakelijk zijn;
  5. De bijlessen die het kind moet volgen om in zijn schooljaar te slagen;
  6. De kosten verbonden aan de huur van een studentenkamer;
  7. Bijkomende specifieke kosten verbonden aan een buitenlands studieprogramma;

na aftrek van eventuele school- en studietoelagen en andere studiebeurzen.

3° de volgende kosten verbonden aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid en ontplooiing van het kind, nl.:

  1. Kosten voor kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 3 jaar;
  2. Lidgeld, basisbenodigdheden en kosten voor kampen en stages in het kader van culturele, sportieve of artistieke activiteiten;
  3. Inschrijvings- en examengeld voor de rijopleiding en de theoretische en praktische examens voor een rijbewijs voor zover dit niet kosteloos langs de school kan behaald worden maar via een rijschool moet gebeuren;

B.            Ten laste neming / betaling van de kosten

1.

De (gewone) verblijfsgebonden kosten worden betaald en gedragen door de ouder bij wie de kinderen op dat ogenblik verblijven.

2.

De (gewone) verblijfsoverstijgende kosten worden…

(bvb. ten laste genomen door de ouder bij wie de kinderen hoofdverblijf houden, in welk geval met deze financiële last dient rekening te worden gehouden bij de begroting van de onderhoudsbijdrage)

(bvb. ten laste genomen door elk van de ouders in een verhouding X/Y via betaling met een kindrekening of via periodieke afrekeningen)

3.

De buitengewone kosten worden …

(bvb. ten laste genomen door elk van de ouders in een verhouding X/Y via betaling met een kindrekening of via periodieke afrekeningen)